Nederland kan als een na grootste agrifood-exporteur ter wereld een belangrijke rol spelen in de verduurzaming van het voedselsysteem. Voor de export van dierlijke eiwitten is het belangrijk om onszelf te positioneren als leverancier van het meest duurzame eiwitdieet en minder als bulkproducent en exporteur van zuivelproducten en vlees. De sector kan zich onderscheiden door niet alleen in te zetten op de export van de meest duurzame dierlijke en plantaardige producten, maar vooral op het exporteren van hoogwaardige grondstoffen en technieken waarmee andere landen zelf duurzaam kunnen produceren. Alleen zo behoudt de Nederlandse agrifood-sector bestaansrecht in de wereldwijde voedselvoorziening.
In landen met stijgende bevolkingsgroei en welvaart stijgt de consumptie van dierlijke eiwitten de komende jaren naar verwachting met 1,5 procent per jaar. De grootste toename in milieu-impact van een hogere dierlijke eiwitconsumptie vindt daarmee volgens de Verenigde Naties vooral buiten Europa plaats. Exportlanden als Nederland kunnen niet volledig in de vraagtoename voorzien, dus groeit de lokale productie mee. In veel landen ontbreekt het echter nog aan kennis en techniek om dit op een duurzame manier te doen.
Gaan zuivel en vlees de mobiele telefoon achterna?
Kansen om tot een duurzame versnelling van de voedselproductie te komen, liggen er volop. Zo hebben Afrikaanse landen het tijdperk van vaste telefonie overgeslagen; de eerste telefoon die veel inwoners de afgelopen twintig jaar in handen kregen was een mobiel. Deze landen hebben niet geïnvesteerd in duren landlijnen, maar konden direct een netwerk van mobiele telefonie aanleggen. Een soortgelijke ontwikkeling kan mondiaal ook ontstaan bij de grote opschaling van voedselproductie om de wereldbevolking in haar eiwitbehoefte te voorzien.
Dit kan bijvoorbeeld door direct te starten met de meest duurzame veeteeltmethoden en de productie en consumptie van alternatieve eiwitten te stimuleren. In sterk groeiende markten ontstaan hierdoor kansen voor Nederlands exporteurs. Dit wordt versterkt doordat landen als China, Rusland en Singapore uit geopolitieke overwegingen zelfvoorzienend willen zijn en hun voedselproductie opschroeven. Op termijn hebben ze ons voedsel veel mindernodig, maar wel de kennis en techniek om in de eigen behoeften te kunnen voorzien.
Nederland heeft in het buitenland nog steeds een goede reputatie op voedselproductie, onder andere door de sterke binding tussen onderzoeksinstellingen, bedrijven, primaire sector en overheid. Maar de sector staat ook onder maatschappelijk druk om niet grotere hoeveelheden, maar juist betere producten te produceren. In ons land werken veel bedrijven aan diverse innovatieve methoden voor de productie van duurzame eiwitten, bijvoorbeeld van schimmels melk of eiwitpoeder maken, uit algen eiwit halen en het kweken van vlees in een industriële omgeving. Hoewel deze technieken volop in ontwikkeling zijn en nog beperkt schaalbaar, beloven ze wel een lage milieudruk per geproduceerde gram eiwit. Wat ze ook gemeen hebben, is dat ze vragen om een breed ecosysteem aan grondstofleveranciers (agrariërs), techniek (bijvoorbeeld bioreactoren) en knowhow om tot bloei te komen. Nederlandse bedrijven kunnen in de export van deze ecosystemen de komende decennia voorop lopen.
Nederland kan zeker niet alleen alle klimaatproblemen oplossen, maar we hebben als voedselproducerende natie wel belangrijke oplossingen in huis. Dit betekent minder inzetten op de export van bulkproducten en juist meer op de export van systemen voor de productie van duurzame eiwitten. De dominee en marktkoopman zijn vanuit dit oogpunt prima verenigbaar.
Rob Morren
is sector banker Food bij ABN Amro