Fabrikanten

Trendverhaal: Vleesvervangers in de Europese schijnwerpers

NIEUWVEEN - De discussie woedt al enige tijd in Europa, hoe mogen (of moeten) de alternatieven voor vlees heten? De vleessector stelt dat iets als ‘vegetarische kipstu(c)kjes’ consumentenmisleiding is, producenten van vleesalternatieven vinden dat het consumenten juist duidelijkheid geeft. Het zou duidelijk maken waar het product een vegetarisch alternatief van is. Hoe moet dit debat nou geïnterpreteerd worden? Levensmiddelenkrant doet een poging aan de hand van enkele toonaangevende partijen in de discussie.

Jan de Wit |

De afgelopen periode laaide de discussie rondom de benaming van vleesalternatieven weer in alle hevigheid op en kwam het op 23 oktober zelfs tot een voorlopige climax in het Europees Parlement. Drie voorstellen kwamen ter stemming, die neerkwamen op een verbod op het gebruik van woorden als burger, worst en steak in de benaming van vleesalternatieven. Een Europees verbod kwam er niet, maar landen kunnen nationaal nog anders beslissen. Consumenten konden de laatste tijd in ieder geval niet om de vleesvervangers heen.

Vleessector
De Vereniging voor de Nederlandse Vleeswarenindustrie (VNV) deelde voor de stemming in het Europees Parlement een statement op zijn website. Daarin stond dat VNV een toenemende aandacht ziet voor vegetarische producten en vleesvervangers, ook bij haar eigen leden. Over de opmars van de vleesalternatieven wil de VNV niet krampachtig doen, omdat de consument zelf bepaalt wat er op zijn bord komt. De vereniging zegt wel aan een eerlijke, duidelijke benaming voor dergelijke producten te hechten.

VNV wil de grens trekken bij verwijzingen naar dierlijke elementen. De namen ‘burger’, ‘schnitzel’, ‘worst’ en ‘gehakt’ in de benaming van een vegetarisch product hoeven geen probleem te zijn. Maar ‘Vegetarische kipspiesen’ of ‘vega leverworst’ zeggen zij misleidend voor de consument te vinden én een inbreuk op de productie- en marketinginspanningen voor de traditionele dierlijke producten. Een kip of lever kan per definitie niet vegetarisch zijn. “Wij kunnen als vleeswarenindustrie ook niet aankomen met een ‘sojaburger, gemaakt van 100 procent varkensvlees’. Het moet voor de consument 100 procent duidelijk zijn wat hij koopt”, aldus VNV-secretaris Richard van der Kruijk.

Plantaardige alternatieven
Hugo Verkuil, ceo van De Vegetarische Slager liet op LinkedIn weten dat onderzoek uitwijst dat termen als ‘burger’, ‘worst’ en ‘steak’ de consument juist aan belangrijke informatie helpen. Het zou volgens hem aan de consument laten weten welke smaakbeleving de plantaardige varianten aanbieden. “Wij geloven dat er geen verwarring is, een product van De Vegetarische Slager zal nooit vlees van een dier bevatten”, zo merkt Verkuil op. “Daarnaast zou een verbod direct ingaan tegen de gestelde doelen van de Europese Green Deal en de Farm to Fork-strategie.” Er werd daarom een petitie van ProVeg International, een organisatie die aandacht vraagt voor duurzame voeding, aan het Europees Parlement aangeboden. Tal van Europese milieuorganisaties, consumentenorganisaties, giganten als Unilever en Ikea, en 250.000 burgers ondertekenden de petitie.

Karin Löwik, marketing manager bij Vivera, is het roerend met Verkuil eens. “Vleesvervangers liggen in een ander schap, de aanduidingen zijn anders en uit onderzoek blijkt dat er helemaal geen verwarring is onder consumenten. Als we meer mensen minder vlees willen laten eten, moeten we de overstap van vlees naar een plantaardig product zo klein mogelijk maken en aansluiten bij bestaande eetgewoonten. Door een spekje te vervangen door een plantaardig spekje, weet een consument direct wat hij kan verwachten en ermee kan maken, wat de drempel lager maakt. Dat wordt een stuk moeilijker als je het zou moeten hebben over bijvoorbeeld een plantaardig stukje. Namen die een duidelijke hint geven van de smaak zorgen ervoor dat mensen gemakkelijker instappen in de categorie, en vervolgens proberen wij deze te behouden door hele lekkere producten aan te bieden.”

De Europese koepel van consumentenorganisaties BEUC mengde zich drie dagen voor de stemming in het Europees Parlement eveneens in het debat. Uit hun onderzoek blijkt dat 80 procent van de door hun ondervraagde consumenten geen problemen had met verwijzingen naar dierlijke elementen in vleesalternatieven. Camille Perrin, senior food policy officer bij BEUC, voegde eraan toe dat ’40 procent van de respondenten de verwijzingen naar dierlijke elementen zelfs aanmoedigde, mits er een duidelijke vegetarische of veganistische verwijzing inzat’.

Stemming
Op 23 oktober 2020 vond de stemming in het Europees Parlement plaats. De voorstellen om een verbod aan te nemen op het gebruik van traditionele vleesnamen voorvleesalternatieven werd met een behoorlijke meerderheid afgewezen.

Jaap Korteweg, medeoprichter van De Vegetarische Slager juicht dit toe. “Ik ben heel blij dat het goed is afgelopen. Veel grote spelers in de categorie gebruiken deze namen, ook bedrijven die van huis uit vlees verwerken. Zij hebben een goed gevoel bij de markt en de consument, ik begrijp deze discussie daarom ook niet zo goed. Als mensen van saucijzenbroodjes houden en ze willen een keer vegetarische variant proberen, dan is het toch handig dat ze gelijk zien welke ze moeten hebben? Hoezo zou een consument het niet begrijpen, je geeft plasticbloemen toch ook geen water? Iedereen begrijpt dat er geen vlees in een vegaproduct zit.”

CDA-Europarlementslid Annie Schreijer-Pierik noemde de stemming ‘een nederlaag voor consumenten en eerlijke voedselinformatie’. “De hoogste EU-rechter heeft al in 2017 in een arrest bepaald dat een beschrijvende aanvulling ‘plantaardig’, ‘vega’ of ‘niet-dierlijk’ op een voedseletiket onvoldoende is om verwarring bij consumenten te voorkomen. Het is een slecht signaal voor consumenten en boeren dat het Europees Parlement de eigen EU-wetgeving over voedselinformatie in de wind slaat.”

De Europese Commissie en de Europese Raad moeten overigens beiden nog over de kwestie beslissen. ProVeg Nederland zei zich daarom te blijven inzetten en riep de Europese lidstaten op om te werken aan een oplossing die prioriteit geeft aan de noodzaak van een duurzamer voedselsysteem. “Verbod of geen verbod, we hebben er alle vertrouwen in dat de plantaardige sector zal blijven innoveren en bloeien”, aldus Vrindts. “De wereldwijde vraag naar plantaardig voedsel is simpelweg niet te stoppen.”

Nationale wetgeving
In Frankrijk blijft nationale wetgeving van kracht die elk gebruik van dierlijke vleesnamen als biefstuk, kipfilet, spek en beenham voor plantaardige imitatieproducten verbiedt. Schreijer-Pierik hoopt dat ‘daarvan een corrigerende werking op de interne Europese voedingsmarkt zal uitgaan’. Jos Goebbels, voorzitter van de VNV, vult haar aan: “Dit besluit is door sommigen geframed als een nederlaag voor de vleessector, maar zo zien wij dat niet. Er is geen Europees verbod gekomen, maar Brussel neemt nu eigenlijk geen besluit. Het wordt nu aan de lidstaten overgelaten hoe dit aan te pakken.”

“Wij accepteren dat er meer alternatieven in omloop zijn, maar ons uitganspunt is eerlijkheid”, zo gaat Goebbels verder. “De toenemende diversiteit zien wij ook onder onze leden; wat wij willen is dat consumenten precies weten wat ze kopen.”

Van der Kruijk voorziet daarnaast dat er zonder verbod Europese verschillen kunnen gaan ontstaan. “Wat je nu gaat krijgen, is dat gelijke producten op de markt komen met verschillende namen. Zo kan er een oneerlijk speelveld ontstaan op de Europese markt.”

Toekomst
Gevraagd of de VNV wat ziet in een Nederlands verbod op het gebruik van traditionele vleesnamen voor vleesalternatieven, wezen Goebbels en Van der Kruijk deze suggestie van de hand. Goebbels: “De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) interpreteert consumentenmisleiding zeer liberaal. Dit wordt in Nederland niet als misleiding geïnterpreteerd.”

Het lijkt er dus op dat de vleesalternatieven hun verwijzingen naar traditionele vleesproducten en dierlijke elementen mogen blijven gebruiken in Nederland. “Als ik bij de NVWA vervolgens vraag naar de mogelijkheden van een dierlijke sojaburger, blijf het wel stil. Maar ik zie dit niet op korte termijn veranderen, er is geen politieke wil in Nederland”, aldus Van der Kruijk.

Gelukkig loopt dit goed af, we hebben volgens mij wel grotere uitdagingen op dit moment”, zo stelt Korteweg. “Ik zie dit echt als een achterhoedegevecht.”

Maar wat zijn deze uitdagingen? Het ING Economisch Bureau merkt op dat de opkomst van plantaardige alternatieven ervoor zorgt dat de kaarten in de voedingssector opnieuw worden geschud. Na een aanvankelijk afwachtende houding richten steeds meer vleesbedrijven zich ook op plantaardige producten. De kennis van consumentenvoorkeuren en de bestaande relaties met supermarkten ziet de bank daarbij als een belangrijke troef.

Ondanks de sterke groei is het onwaarschijnlijk dat plantaardige vleesvervangers op korte termijn op grote schaal de plek van vlees innemen, merkt ING op. Momenteel beschouwt de helft van de consumenten plantaardige vervangers nog niet als volwaardig alternatief. Daarnaast vergt het enorme investeringen om de productie van de vleessector te evenaren. Uit de berekeningen van het ING Economisch Bureau blijkt dat zelfs wanneer plantaardige vervangers in het huidige tempo zouden blijven groeien, het nog minimaal tot na 2050 duurt voordat de verkopen zich met die van vlees kunnen meten.

Dit artikel verscheen eerder in de papieren editie van Levensmiddelenkrant. Abonneren? Klik hier.

hoogvliet-04-vega-vegetarisch-vivera.jpg
burger-4614022_1920.jpg