iStock-1290077973.jpg Volgens Jansen is de eiwittransitie belangrijk. Niet alleen voor de gezondheid, maar zeker ook om te voldoen aan het terugdringen van de CO -uitstoot. “Zuivelproducten hebben een grote CO2-footprint.” Foto: iStock

Marc Jansen, CBL: ‘Zuivelsector doet het best goed met elkaar’

LEIDSCHENDAM – Het zuivelschap in Nederland is altijd in beweging. Op het moment veroveren plantaardige zuivelalternatieven stormenderhand het schap, maar ook eiwitrijkere en vetarmere producten zitten in de race.

Kim Schoonman |

Dat terwijl de klassieke zuivel ook kranig standhoudt. Wat betekent dit alles voor de handelsketen? Zijn er knelpunten en waar zitten de openingen voor nieuwe kansen? Marc Jansen, algemeen directeur bij het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL), geeft inzage in deze immer veranderende zuivelsector. 

Een aspect waar veel om te doen is, zijn de duurzaamheidskeurmerken. Daar zijn er meerdere van en het belang van een goed en duidelijk keurmerk groeit in de huidige markt. Voor zuivel zijn er volgens Jansen twee dominante keurmerken in Nederland in gebruik: On the way to PlanetProof en Beter voor Natuur & Boer.

Keurmerken
“Ik denk dat de rol van keurmerken, ook voor de toekomst, heel belangrijk is. We willen allemaal dat producten duurzamer worden geproduceerd en uiteindelijk ook geconsumeerd, als het gaat over bijvoorbeeld het terugdringen van voedselverspilling. Zuivel is een belangrijke categorie wat dierlijke productie betreft, want het heeft een relatief hoge footprint. Je moet om te beginnen naar dat soort producten kijken om oplossingen te vinden”, meent Jansen. Een van die oplossingen is de hele keten vragen om bovenwettelijke zaken te doen. Om dat te controleren heb je keurmerken nodig. “Voor ons zijn keurmerken belangrijk, omdat je in je keten de boel kan organiseren en het kan communiceren naar de consument.”

Eco-label
In Levensmiddelenkrant week 37 sprak WUR-expert Koen Boone over een eco-label voor alle producten, om de status van het product voor de keten en de consument in een oogopslag duidelijk te maken. Hier ziet Jansen niet onmiddellijk het voordeel van. “Dat is een goed idee, denk ik, maar of het nou per se een keurmerk moet worden, weet ik niet. Misschien is het handig dat keurmerken ook onderling met elkaar concurreren. Concurrentie leidt altijd tot verbetering in mijn optiek. Ik snap dat je de keurmerken onderling vergelijkbaar wilt maken en dat je ook de criteria waarop die gebaseerd zijn met elkaar wilt vergelijken. Maar als je in heel Europa naar één keurmerk wil, dan wordt dat een hele lange discussie, ben ik bang. We willen gewoon voortgang hebben, concreet aan de slag met milieuoplossingen en niet met elkaar in Brussel discussiëren over ieder klein puntje.”
Wat in Nederland helpt bij deze voortgang is onze systematiek van topkeurmerken en andere keurmerken, aangegeven door Milieu Centraal. Hoewel Jansen vorige week te horen kreeg dat ook dat hele systeem op de schop gaat. “Het ministerie van LVVN heeft aangegeven dat ze opnieuw naar het systeem van keurmerken gaat kijken, vooral om aan te sturen op biologische keurmerken. Dat heeft ook weer consequenties voor de keuzes die bedrijven gaan maken.

"Geef duidelijkheid aan bedrijven zodat ze, ook als ze investeren, weten dat het voor een aantal jaren gaat gelden"

Politiek
Als we het dan toch over de overheid hebben, laat Jansen de verwachtingen van het CBL in één woord weten: “Consistentie. Wat je nu bijvoorbeeld ziet, is dat supermarkten, maar vooral de grote bedrijven, fors hebben geïnvesteerd in allerlei eisen die ook vanuit Brussel komen en door Den Haag zijn vastgesteld. Denk aan zaken rond CO2-reductie of het terugdringen van ontbossing. En ja, de politiek is wispelturig de laatste tijd. Dat allerlei maatregelen ook tot kostenverhoging en administratieve lasten leiden, begrijpen we en die worden voor een deel opgenomen in de bedrijfsstructuur en de kostenpropositie. Maar als je eenmaal dat pad ingeslagen bent, dan hopen bedrijven wel dat de route blijft en dat de politiek niet een half jaar later weer een heel andere afspraak maakt.”
Daarmee doelt de algemeen directeur van het CBL onder andere op het feit dat Nederland al jarenlang in een impasse zit als het gaat over verdere ontwikkeling, door onder andere de nog steeds onopgeloste stikstofdiscussie. “Dus geef duidelijkheid aan bedrijven, zodat ze – ook als ze investeren – weten dat het voor een aantal jaren gaat gelden.”

Plantaardige alternatieven
Jansen denk dat er zeker groei zit in de plantaardige alternatieven voor zuivel in de toekomst. “Het is op het moment vooral zoeken naar plantaardige alternatieven en supermarkten hebben daar denk ik individueel wel doelstellingen voor. Het is nu ongeveer 60-40, als het gaat over dierlijke en plantaardige eiwitten. De overheid heeft de doelstelling om dat 50-50 te maken en sommige supermarkten willen zelfs toe naar een verdeling van 40% dierlijke en 60% plantaardige eiwitten. We merken wel dat dat een hele ambitieuze doelstelling is”, zegt hij eufemistisch. Toch wordt er al veel door supermarkten gedaan aan de eiwittransitie.
“Wat foodretailers willen en waar doelstellingen op worden geformuleerd, is dat je CO2-reductie realiseert in de totale keten. En zuivelproducten hebben een grote CO2-footprint door in feite de uitstoot uit mest en uit koeien. Die eiwittransitie doen we dus om een reden. Voor een deel is dat gezondheid, maar vooral om te voldoen aan het terugdringen van je CO2-uitstoot.”

Consumentenacceptatie
Jansen geeft ook nog een derde belangrijke reden aan: “Mensen zijn gewend aan de smaak van vlees, eieren en zuivel en hoe je daarmee kunt koken. Het vergt nogal wat om daar goede alternatieven voor te zoeken. Innovatie bij fabrieken en gewenning bij consumenten gaat blijkbaar niet zo snel als we gehoopt hadden. Er is toch nog steeds een flinke smaakafwijking ten opzichte van de uitgangspositie.”

Artikel gaat verder onder de foto ↓

JP20221011 CBL Portretten132.jpg Marc Jansen, algemeen directeur CBL. Foto: CBL

Spagaat
Om de zuivelproducten betaalbaar te houden en een balans te behouden tussen duurzaamheid, kwaliteit en prijs, ziet Jansen wel een enorm spanningsveld. “Aan de ene kant is de verwachting dat iedereen duurzaamheid verder brengt, niet alleen met de primaire productie, maar ook met zero-emissie en bijvoorbeeld recycling van verpakkingen. Maar aan de andere kant loopt de kostprijs op, daar kun je niet omheen. Zeker niet met de smalle marges van de supermarkten. Die kostenstijgingen worden vrij snel doorberekend in de productprijs en komen bij de consument terecht. Daar zul je over moeten communiceren als supermarkt en leverancier, want de consumenten klagen dat boodschappen te duur worden. Het enige wat je ertegen kunt doen, is bij de overheid pleiten voor lagere uitvoeringslasten: zuinig zijn met allerlei kostprijsverhogende maatregelen die geen toegevoegde waarde leveren; kosten terugdringen door accijns te verlagen; of de btw te verlagen voor consumenten.” Aan de andere kant vraagt het CBL ook de bedrijven om zo efficiënt mogelijk te blijven werken en niet denken: laat de investeringen aan de besparingskant maar varen. Juist in deze tijd moet je ook kosten blijven besparen. “Dat is de enorme spagaat waar supermarkten in zitten op de consumentenmarkt.” Het CBL kan daarin adviseren en steunen. Of lobbyen bij de overheid.

Positief
Ondanks de genoemde knelpunten is Jansen zeker positief: “Ik denk dat we het in Nederland best goed doen met elkaar. We hebben prima relaties met iedereen. Van oudsher is de communicatie in de keten en met de overheid altijd open. Leveranciers en afnemers communiceren fatsoenlijk met elkaar en het CBL kan met de overheid in overleg. In heel veel andere landen is dat echt niet het geval”, weet hij. “Ik denk dat wij de betere voorbeelden laten zien, bijvoorbeeld als het gaat over die duurzaamheidskeurmerken, maar ook de hogere mate van dierenwelzijn is de afgelopen jaren de nieuwe standaard geworden. En op het gebied van verpakkingen wordt enorm veel geïnvesteerd en zetten we echt ons beste beentje voor om te recyclen. Onder de twee grote duurzaamheidskeurmerken die er zijn, vallen heel veel producten, wat echt wel een verbetering voor het milieu en de biodiversiteit betekent. Met daarbij een mooi verdienmodel voor deelnemende boeren.”

Trotser zijn
“Natuurlijk zijn we altijd gefocust op de problemen en het goede vergeten we vaak weer. Maar dat moeten we wat mij betreft toch wat vaker vieren met elkaar”, zegt Jansen gepassioneerd. “Zowel met boeren en tuinders als ook fabrikanten en retailers moeten we af en toe even een klein stapje terug doen en zeggen: ‘Goh, kijk wat we nou allemaal bereikt hebben’. En laten we daar dan ook eens een beetje trots op zijn met z’n allen.”

Dit artikel verscheen eerder in Levensmiddelenkrant. Abonneren? Klik hier.