HOOFDDORP - De Rijksoverheid heeft de ambitie opgesteld dat in 2030 50% van de eiwitconsumptie uit plantaardige eiwitten bestaat. Dit is nu 40%. Supermarkten spelen een belangrijke rol in de verschuiving naar een meer plantaardig voedingspatroon en retail Nederland heeft een ambitieuzere doelstelling om naar 60% plantaardige eiwitten te gaan.
Maar gaat dit wel lukken? Eric Harmsen, retail shopper consultant bij YouGov, zet de huishoudelijke gebruikscijfers 2020-2024 op een rij. “De ambitie van retail Nederland is niet nieuw”, zegt Harmsen. “De vertaling van de ambitie van de overheid en retailers naar de dagelijkse boodschappen is er niet echt. De voortgang wordt middels de Eiweet monitor gerapporteerd. Shoppers zijn daar in het algemeen niet mee bezig op die manier.”
Geen bewuste keuze
“Wat voor ons meer dan duidelijk is, is dat de shopper, degene die boodschappen doet, een maaltijd samenstelt en daarbij over het algemeen helemaal niet bezig is met hoeveel eiwit erin zit of wat de bron daarvan is. Dus als je het met een huishouden over eiwittransitie hebt, dan heb je het eerder over vleesvervangers en zuivelvervangers. Het feit dat in kiemgroenten en andere groenten ook heel veel eiwit zit, evenals in brood, is geen bewuste keuze van de consument. Die producten kopen ze wel, maar ze kopen ze niet omdat het eiwitbronnen zijn. Ik denk dat dat in het hoofd van de shopper helemaal geen rol speelt op dit moment. Althans nog een hele kleine rol”, stelt Harmsen.
De invloed van het Voedingscentrum is er wel, maar de connectie met de boodschap van de overheid is er volgens de retail shopper consultant niet. “Het enige wat het Voedingscentrum doet op het gebied van duurzaamheid en de transitie, is dat ze de consument vooral voor plantaardige producten laten kiezen. Dat is heel erg los-vast: ‘eet wat meer noten’. Dat zijn wel allemaal plantaardige eiwitbronnen, maar dat wordt niet op die manier gepositioneerd naar de consument.”
Daarnaast is het de vraag wat het bereik van de boodschap van het Voedingscentrum is, zegt Harmsen. Hij signaleert een opvallende ontwikkeling in de zuivelcategorie. “Je ziet dat er bijna geen dierlijke zuivelproducten meer te vinden zijn die géén variant met extra proteïne hebben. Dat werkt dus eigenlijk de beweging die men van overheidswege nastreeft volledig tegen, want op die manier ga je juist meer dierlijke eiwitten consumeren. Dat is weliswaar gezond voor de ouder wordende mens, om bijvoorbeeld spierverlies tegen te gaan, maar het werkt niet in de eiwittransitie. Het gaat eigenlijk de verkeerde kant op als je dit soort producten maar blijft introduceren en stimuleren.”
Analyse op productgroepen
Om genoemde reden heeft YouGov gekozen om een analyse te doen op een aantal productgroepen die volgens de Eiweet monitor onder de coreproducten vallen en die een dierlijke of een plantaardige eiwitbron zijn. “Dat zijn echt categorieën die huishoudens kiezen als component van hun maaltijd”, legt Harmsen uit.
Onder de dierlijke eiwitbronnen vallen: vlees, dierlijke zuivel, eieren, roomboter, kruidenboter en kaas. “Datzelfde hebben we gedaan voor de totaal plantaardige groepen: de groenten met daarbinnen de peulvruchten en de paddenstoelen. Verder vallen onder de plantaardige eiwitbronnen de vlees-, vis- en vleeswarenvervangers, de categorie noten, zaden en pitten, en daarnaast ook nog plantaardige zuivel en de plantaardige margarine en bak-en-braadproducten, de zogenaamde geelvetten.”
Positieve ontwikkeling
“Het eerste dat opvalt is dat de plantaardige eiwitbronnen maar een heel klein onderdeel zijn van totaalvoeding. We zien dat over een periode van vier jaar de plantaardige groep bij elkaar iets aan volume verliest, maar de dierlijke groepen verliezen meer aan volume. Per saldo is dit een positieve ontwikkeling voor de mix”.
Het volgende dat opvalt is dat bij de plantaardige eiwitbronnen duidelijk te zien is dat plantaardige zuivel in belang toeneemt. Dat geldt ook voor de vleesvervangers: “We hebben in volume bijna een 26% stijging naast een 14% daling van het dierlijke, het echte vlees.” Toch is het aandeel van die vleesvervangers nog geen 5% op het totaal. “De daling van het vleesvolume, die fors te noemen is, kan deels verklaard worden door het feit dat over deze periode de gemiddelde kiloprijs gestegen is met 28%. Het huidige prijsverschil tussen vlees en vleesvervangers per kilo is nog slechts 4%.”
Waarom is het aandeel van de vleesvervangers dan toch zo laag? “Dat heeft mogelijk te maken met het feit dat vleesvervangers ultrabewerkte voedingselementen bevatten en dat kan een belemmering vormen voor mensen die erg met hun gezondheid bezig zijn. Met die vleesvervangers bereik je wel een deel van de mensen die best een keer geen vlees willen eten. Maar mensen die echt met hun gezondheid bezig zijn, die denken misschien twee keer na of het wel gezond is om deze producten te eten.”
Eenzelfde analyse is gemaakt voor de zuivelcategorie, maar dan alleen voor de melkproducten. Boter en kaas zijn niet meegenomen. “Je ziet daar een vergelijkbare ontwikkeling. Volumestijging van plantaardige zuivel en een daling van de dierlijke zuivel. Daarbij is het aandeel van de plantaardige zuivel ook absoluut klein, 4,4%. Wel zien we dat plantaardig zuivel nog steeds 22% duurder is per liter dan gewone zuivel. Naast het gezondheidsaspect in relatie tot allergieën zal er ook wel vaker een keuze gemaakt worden voor havermelk in de cappuccino, gewoon omdat het hip is”, gokt de retail shopper consultant van YouGov.
Als bron van plantaardige eiwitten komt de groep van de peulvruchten en de paddenstoelen als belangrijkste naar voren, hoewel Harmsen daar zijn vraagtekens bij heeft: “We hebben gekeken naar alle blikken en alle glasvormen, waar onder andere bruine bonen en kapucijners in zitten. Worden die nou daadwerkelijk door de mensen gekocht als een eiwitbron of kopen ze die producten omdat het gewoon onderdeel is van een gedrag dat ze altijd al hebben laten zien en dat het een onderdeel van de maaltijd is?” Hij denkt niet dat de mensen echt met die transitie bezig zijn. “Ze kopen wel witte bonen in tomatensaus, maar eten daar ook een gehaktbal bij, terwijl die niet nodig is voor de eiwitintake.”
Gedragsverandering gaat heel langzaam
Gekeken naar de volumeontwikkeling van deze vijf productgroepen, laat de plantaardige zuivel een kleine, maar goede volumeontwikkeling zien, net als de vleesvervangers over deze periode en noten, pitten en zaden. Maar peulvruchten en paddenstoelen leveren qua volumes in, net als de geelvetten. Harmsen kan alleen gissen naar de oorzaak hiervan: “Misschien wordt er meer olie gebruikt in de keuken, zoals olijfolie, omdat men denkt dat dat gezonder is?”
De verwachting is dat met acties als ‘de week van de boon’ en de activiteiten van Albert Heijn en Hak voor het nieuw positioneren van peulvruchten, misschien op termijn een positieve ontwikkeling te zien zal zijn. “Maar dat zien we nu nog niet in de cijfers”, aldus Harmsen. “Je kunt zulke acties en weken wel doen, maar je moet de mensen helpen met nadenken over het samenstellen van een maaltijd, waar deze producten dan deel van uitmaken”, meent hij. “Ik denk dat dat te maken heeft met een gedragsverandering, en dat gaat heel erg langzaam.” Over de maaltijdadviezen van de supermarktformules is hij positief, “maar dan zou je toch als gebruiker van die apps in eerste instantie de keuze moeten maken voor een vegetarische maaltijd. Dan pas krijg je de opties met dit soort producten.” Het zijn allemaal stappen die mensen door moeten maken om tot de juiste producten te komen. “Het zal ongetwijfeld helpen, maar het is een kwestie van de lange adem.”
Type huishoudens verschillen sterk
Er zijn ook grote verschillen te zien in welke type huishoudens zich wel of niet bezighouden met de eiwittransitie. De jonge alleenstaande huishoudens en de tweeverdieners, de jongeren en de ouderen, hebben een bovengemiddeld aandeel in het kopen van plantaardige eiwitbronnen. “Je zou hopen dat de tweeverdieners hun goede gedrag meenemen naarmate ze verder in hun levenscyclus komen”, verklaart Harmsen, “maar we zien dat de huishoudens met kinderen toch weer terugvallen in hun oude gedrag waarmee ze zelf opgevoed zijn. Dat er toch weer meer vlees bij een maaltijd zit. Ze denken bewust of onbewust dat het wel goed is om af en toe vlees en vis te eten. Dat is een assumptie die ik doe bij de data die wij zien. Wat op zich niet slecht is”, vult hij aan, “maar het helpt niet bij de doelstellingen die er zijn op nationaal gebied.”
Conclusie
De conclusie is dat het langzaam gaat en dat de impact in de categorieën zuivel en vlees nog klein is. “We zien, als we kijken naar het aantal huishoudens, dat twee derde van de Nederlandse huishoudens wel eens een vlees- of zuivelvervangend product koopt. Dat is in 2024 iets gedaald ten opzichte van 2023. Dus de vraag is, hoe gaat het er in 2025 uitzien? Ik ben heel benieuwd hoe zich dat gaat ontwikkelen, maar de stormachtige groei lijkt eruit te zijn.”
Harmsen doet een oproep aan retailers en fabrikanten om gezamenlijk de uitdaging aan te gaan om de consument, de shopper, aan een gezondere en duurzamere levensstijl te helpen. “Mensen vinden dat ze zelf verantwoordelijk zijn voor hun gezondheid. Maar qua duurzaamheid ziet de shopper echt dat de fabrikant en mogelijk ook de overheid de belangrijkste verantwoordelijke partijen zijn om daar verandering in aan te brengen. De eiwittransitie is niet iets waar huishoudens aan denken. Die zijn bezig met gezondheid en duurzaamheid.”
Zijn advies op het gebied van de eiwittransitie: “Met name de samenstelling van producten heeft een grotere impact op verandering, zoals hybride producten en overige producten waarbij langzaam maar zeker steeds meer dierlijke eiwitten worden vervangen door plantaardige eiwitten. Dat is een soort stille transitie, maar ik denk dat dit een belangrijke stap is.”
Dit artikel verscheen eerder in Levensmiddelenkrant. Abonneren? Klik hier.